Als vrijwilligerswerk bij een sportclub uitmondt in een financiële strop
Sportbestuurders Sinds een paar jaar kunnen sportbestuurders hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor onbehoorlijk bestuur. Dat leidt niet vaak tot een rechtszaak, maar de angst daarvoor groeit bij vrijwilligers. „Straks moet ik op water en brood leven.”
Hayati Kulaksiz en Halit Yetik, voorzitter en secretaris van de Amsterdamse amateurvoetbalclub F.C. Ankaraspor, zitten op een doordeweekse middag in het beklaagdenbankje van de rechtbank. Een klein uur hebben ze geluisterd naar het pleidooi van hun advocaat en de aantijgingen van de tegenpartij, bouwbedrijf Klies & Jozef. Dan richt de rechter zich tot hen. Willen ze nog wat kwijt?
Kulaksiz, werkzaam bij een supermarktketen, kijkt vertwijfeld om zich heen. Hij is óp van de zenuwen, heeft hij voorafgaand aan de zitting verteld, slaapt slecht en heeft uitslag op zijn gezicht. Hij doet er het zwijgen toe. Zijn medebestuurder, die trainingen geeft in crisismanagement bij een ziekenhuis, vertelt dat hij nooit eerder voor een rechter heeft gestaan. Hij vindt het „heel erg” wat er is gebeurd, en sluit niet uit dat hij zijn huis en auto kwijtraakt. „Straks moet ik op water en brood leven.”
De twee bestuurders worden hoofdelijk aansprakelijk gesteld door Klies & Jozef voor de openstaande kosten – ruim 333.000 euro – van een half afgebouwde sportkantine met kleedkamers op het terrein van Ankaraspor, vlak achter de Jaap Eden ijsbaan in Amsterdam-Oost. Door dat uitstaande bedrag staat het bouwbedrijf op omvallen, betoogt de advocaat. De situatie is volgens hem zó penibel en uitzichtloos dat het bouwbedrijf via een kort geding een oplossing wil forceren.
De advocaat van de beklaagden noemt zijn cliënten „goedwillende vrijwilligers” voor wie „alles op het spel staat”. Ze hebben enkel „iets goeds willen doen voor de Amsterdamse gemeenschap”, zegt hij, en zijn het slachtoffer van trage besluitvorming en een niet nagekomen zorgplicht van de Amsterdamse gemeente, die als subsidiegever en adviseur bij het bouwproces betrokken was – een lezing die weersproken wordt door de gemeente. Eigenlijk, suggereert hij, zou de gemeente in het beklaagdenbankje moeten zitten, niet zijn cliënten.
Ook het bouwbedrijf is kritisch op de gemeente en betreurt „de persoonlijke situatie” van de twee bestuurders. Maar in de kern gaat het om de vraag „waar de beslissingsbevoegdheid ligt”, zegt de advocaat. Er zijn handtekeningen gezet onder een bouwopdracht, terwijl de bestuurders niet zeker wisten of er voldoende geld kwam om de kantine te kunnen bekostigen. „Dat laatste moet u bewijzen”, zegt de rechter, „voordat u de huizen onder de heren vandaan haalt”. Hij last een pauze in zodat de partijen „het samen op kunnen lossen”. Tevergeefs.
De half afgebouwde sportkantine op het terrein van Ankaraspor in Amsterdam.
Zorgwekkende signalen
Het voorbeeld van Ankaraspor staat niet op zichzelf. Nederland telt volgens het Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB), een belangenorganisatie, zo’n honderdvijftigduizend sportbestuurders. Sinds de in 2021 ingevoerde Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr) krijgt het RVVB volgens directeur-bestuurder Daniël Klijn „zorgwekkende signalen” vanuit sportverenigingen.
De wet is ingevoerd in reactie op financiële misstanden bij woningcorporaties, Vestia onder meer, en andere (semi-)publieke instellingen zoals Hogeschool InHolland. Doel is bevordering van goed bestuur, door het uitbannen van belangenverstrengeling, maar ook door de mogelijkheid te creëren bestuurders en toezichthouders hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor „onbehoorlijk bestuur”, waarbij sprake moet zijn van een „persoonlijk ernstig verwijt”. De verantwoordelijkheden van stichtingen en verenigingen zijn daarmee grotendeels gelijkgesteld aan die van commerciële bedrijven.
Een neveneffect is volgens Klijn dat goedwillende, soms slecht geïnformeerde vrijwilligers van verenigingen, van muziekscholen tot tennisclubs, privé kunnen worden aangesproken als zich een probleem voordoet, zoals bij Ankaraspor.
Het RVVB stuurde onlangs een enquête naar zesduizend sportverenigingen om de signalen verder te onderzoeken. Zijn bestuurders op de hoogte van de implicaties van de nieuwe wetgeving? Wordt het risico op hoofdelijke aansprakelijkheid door hen als een probleem ervaren? Kregen ze de afgelopen jaren met advocaten, curatoren of de belastingdienst te maken na een incident bij hun club?
We zien een toename van het aantal gevallen waarin een schuldeiser doorpakt en niet alleen de vereniging, maar ook de bestuurder aanspreekt
Corné van de Wiel advocaat
Bestuurders van 351 sportverenigingen vulden de enquête in en twintig bestuurders werden over de uitkomsten geïnterviewd. Vier op de tien ondervraagden maakt zich zorgen over het risico op hoofdelijke aansprakelijkheid. Zes procent zegt wel eens aangeklaagd te zijn of verwacht dat dit binnenkort gebeurt.
Een kwart van de ondervraagden is niet verzekerd voor rechtsbijstand via de sportvereniging, nog eens een derde weet niet of er een verzekering is. Slechts weinig sportbestuurders, blijkt uit de peiling van het RVVB, weten dat ze zich als vrijwilliger kunnen aanmelden voor een verzekering via de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
In de meeste gevallen komt het bij incidenten niet tot een rechtszaak, is de ervaring van advocaat Corné van de Wiel, die verenigingsbestuurders bijstaat. Vaak wordt een schikking getroffen of wordt de discussie achter de schermen gevoerd. „We zien wel een toename van het aantal gevallen waarin een schuldeiser doorpakt”, zegt Corné, „en niet alleen de vereniging, maar ook de bestuurder aanspreekt.” Een zorgelijke ontwikkeling, vindt hij, omdat dit niet altijd terecht is. Het gevolg is dat betrokken vrijwilligers geen bestuurder meer willen worden uit vrees persoonlijk aansprakelijk te worden gesteld.
Plassen op een handtas
Zaken die wél openbaar worden, tonen vooral de grote verscheidenheid aan voorvallen die bestuurders in de problemen kunnen brengen. Neem Cees Ahsmann van het Leidse DIOK, een van de beste rugbyclubs van Nederland. Hij was voorzitter toen zijn bestuur in de zomer van 2022 een brief ontving waarin een van de spelers werd beschuldigd van ernstig grensoverschrijdend gedrag.
Het bestaan van de klacht over de rugby’er lekte uit en leidde tot veel verdeeldheid en „beroering” binnen de club. Ook voor Ahsmann persoonlijk zou de zaak grote gevolgen krijgen. Hij meldde de kwestie bij het Instituut Sportrechtspraak (ISR) – de daarvoor bevoegde instantie. Bovendien ontbeerde DIOK de expertise én onafhankelijkheid om zelf onderzoek te doen en tot een oordeel te komen, zo was de gedachte.
Het ISR pakte de zaak op en schikte ruim een half jaar later met de speler. Een deel van de beschuldigingen kon niet worden bewezen, wel stelde het ISR vast dat de rugby’er in een dronken bui op de handtas van een vrouw (eveneens lid van DIOK) had geplast en later op een kampioensfeestje een mannelijk lid „in het gezicht heeft getikt”. Straf: een voorwaardelijke schorsing van zes maanden.
Veel sportbestuurders vrezen dat ze bij problemen bij hun club zelf opdraaien voor de kosten, blijkt uit een enquête van belangenorganisatie RVVB
Ahsmann voerde intussen een heel andere strijd. Anderhalve maand na de melding bij het ISR kreeg hij een brief van de advocaat van de rugbyspeler. Die betichtte hem van een „haatcampagne” en stelde de voorzitter aansprakelijk voor „door hem [de speler] geleden en nog te lijden schade”. Even later volgde een brief waarin zelfs gedreigd werd met aangifte, zowel bij het Openbaar Ministerie als bij het ISR, vanwege „intimidatie, manipulatie, machtsmisbruik en/of grensoverschrijdend gedrag”.
De brieven vormden het begin van een maandenlang quasi-juridisch gevecht. Daarbij probeerde een vertegenwoordiger van de speler het nieuwe DIOK-bestuur – Ahsmann was inmiddels afgetreden – te bewegen de melding bij het ISR „terug te trekken” of „passend te beïnvloeden”, valt uit correspondentie op te maken. Dat gebeurde niet, zoals ook de aansprakelijkstelling van Ahsmann op niets uitdraaide.
Wel maakte de voormalig voorzitter naar eigen zeggen ruim 90.000 euro aan juridische kosten, waarvan hij na tussenkomst van het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) 40.000 euro (het maximaal uit te keren bedrag) door de verzekering kreeg vergoed.
De advocaat van de rugbyspeler wil niet inhoudelijk op de zaak ingaan, omdat die nog loopt. Hij vindt het „onjuist en prematuur” om vast te stellen dat de aansprakelijkstelling van Ahsmann op niets uitdraaide.
Sjoemelende penningmeester
Voor Gert-Jan Swaving kan het nog veel slechter uitpakken. Hij was jarenlang secretaris van Donar, de Groningse basketbalclub die vorig jaar bezweek onder een miljoenenschuld. Over de hoofdschuldige voor het faillissement bestaat weinig twijfel: de penningmeester. Die verduisterde verenigingsgeld, stelde de clubfinanciën rooskleuriger voor dan ze waren en maakte een zooitje van de boekhouding, reconstrueerde Dagblad van het Noorden.
Maar het bestuur (en de raad van toezicht) is collectief verantwoordelijk voor zijn handelen, zo bepaalt de wet. Dat betekent dat twaalf betrokkenen over de afgelopen vijf jaar hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de miljoenenschade. Er is een verzekering, maar in hoeverre die dekking geeft is nog altijd onduidelijk.
„Dat doet emotioneel heel veel met ons”, vertelt Swaving. „En met mij: ik was er het langst bij, dus ik zal het meest moeten dokken als het misgaat.” Valt hen iets te verwijten? Het Donar-bestuur, en zeker ook Swaving, is te goedgelovig geweest, beseft hij. „Maar het was een vrijwilligersbestuur. Dan werk je niet op basis van wantrouwen.”
Frank Omta, een van de curatoren van Donar, kan geen uitspraken doen over mogelijke aansprakelijkstelling zolang het onderzoek loopt. Wel zegt hij te herkennen dat vrijwillige verenigingsbestuurders zich vaak niet realiseren welke verantwoordelijkheden ze hebben en welke aansprakelijkheidsrisico’s daarmee samenhangen. „Dat zou veel duidelijker moeten zijn”, zegt hij.
En de bestuurders van Ankaraspor? Die konden – voorlopig – opgelucht naar huis, zei de rechter. Hij zag „niets wat erop wijst” dat ze al bij het tekenen van het bouwcontract wisten of hádden moeten weten dat de club haar verplichtingen niet kon nakomen. Hij moest nog uitspraak doen, maar kon wel vast meedelen dat de mannen geen „ernstig verwijt” kan worden gemaakt. Zichtbaar opgelucht verlieten Kulaksiz en Yetik de rechtbank.
Vrijdagmiddag kwam het vonnis. Ankaraspor moet binnen 72 uur ruim 333.000 euro aan het bouwbedrijf betalen, plus rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Lars Westhoff, advocaat van Kulaksiz en Yetik, acht het „niet aannemelijk” dat dat bedrag wordt opgehoest. Er zijn twee scenario’s, zegt hij: Ankaraspor gaat failliet óf de gemeente komt alsnog met subsidie over de brug om het bouwproject te voltooien. „Ik gok op het eerste”, zegt hij.
Ondanks de voor hen positieve uitkomst blijven de twee bestuurders zitten met een rekening van enkele duizenden euro’s per persoon aan kosten rond de rechtsgang.