Sportbestuurders in gesprek met staatssecretaris Tielen over de toekomst van sportverenigingen
Bij Sportclub Feyenoord kwamen vorige week sportbestuurders uit het hele land samen – van korfbal tot taekwondo, van Zeeland tot Noord-Holland – voor een indringend gesprek met staatssecretaris Judith Tielen (VWS). De bijeenkomst, georganiseerd door Rotterdam Sportsupport, Belangenorganisatie Amateur Voetbalverenigingen (BAV) en het Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB), stond in het teken van de toekomst van de Nederlandse sportvereniging.
De sportpedagoog als schakel tussen jeugd, sport en zorg
De eerste gespreksronde draaide om een succesvolle Rotterdamse aanpak: de sportpedagoog. De voorzitter van voetbalclub Xerxes legde uit hoe deze functionaris de vereniging helpt om jeugdige sporters te begeleiden bij opgroei- en opvoedvraagstukken. De pedagogen signaleren problemen vroegtijdig, leiden trainers op en zoeken samen met ouders en trainers naar oplossingen.
Directeur Gert-Jan Lammens van Rotterdam Sportsupport: “Na thuis en school is de sportvereniging de derde plek waar kinderen het vaakst komen. Daar ligt dus een enorme kans om jongeren positief te begeleiden en erger te voorkomen.”
Tielen toonde zich geïnteresseerd in de werkwijze. “De sportpedagoog is een mooie aanvulling om samen met onder andere welzijnsorganisaties te voorkomen dat kinderen tussen wal en schip raken.”
De voorzitter van Xerxes voegde toe dat deze aanpak echt verschil maakt: “Per seizoen lossen we met hulp van de pedagoog zeker tien tot vijftien complexe casussen op.”
Geldstromen en impactmeting
Daarna sprak Frank Molkenboer van de Grote Clubactie over het onderzoek naar de maatschappelijke impact van verenigingen. Honderd clubs doen mee aan de meting die in maart uitmondt in een landelijk rapport. “Met harde cijfers laten we zien wat sport oplevert voor samenleving en gezondheid,” zei Molkenboer.
Volgens Daniel Klijn (RVVB) past dat precies bij de missie van de vereniging: “Sportclubs zijn het cement van de samenleving. Hun waarde verdient meer zichtbaarheid.” Tielen beaamde dat: “Verenigingen brengen mensen uit verschillende bubbels bij elkaar. Dat is uniek.”
Vrijwilligers, regelgeving en de druk op besturen
In de tweede ronde deelden bestuurders openhartig hun zorgen. Vrijwilligers werven lukt steeds minder goed. Besturen raken verstrikt in operationele taken en regelgeving.
Een bestuurder uit Rotterdam legde uit: “Trainers vinden lukt nog wel, maar extra mensen die de wijk in gaan ontbreken.”
Een bestuurder van een gymnastiekvereniging noemde de Wet DBA als probleem: “Die maakt het inhuren van trainers onnodig duur en ingewikkeld.” Ook kwamen klachten over verzekeringen, onderhoudseisen en trage besluitvorming rond BOSA-subsidies aan bod. Tielen luisterde aandachtig: “Besturen raken overvraagd. Daar moeten we met z’n allen aandacht voor hebben en iets aan doen. Gebruik o.a. de RVVB om signalen te bundelen en oplossingen te delen.”
Verschillen tussen stad en dorp
Een kleine dorpsvereniging uit Zeeland deelde frustraties over de trage lokale besluitvorming. “We doen alles volgens het Sportakkoord, maar al drie jaar schuift de gemeente het vooruit.”
Tielen benadrukte het belang van lokale democratie: “Gemeenten moeten zelf keuzes maken. Landelijk kunnen we vooral inspireren, verbinden en regelgeving vereenvoudigen.”
Marieke Hagemans (teamleider Vitale Clubs en Bestuurlijk Kader van NOC*NSF) merkt op dat er veel herkenbare thema’s voorbij zijn gekomen tijdens het overleg, ook punten die moeten worden meegenomen in de voor evaluatie van het sportakkoord. “Waar kunnen we nou het verschil maken na 2026? Er gaat al veel goed, maar er liggen zeker ook nog voldoende uitdagingen bij verschillende gemeenten.”
De staatssecretaris als verbinder
Staatssecretaris Tielen vindt een landelijke sportwet ingewikkeld. Volgens haar past zo’n wet niet bij de verschillen tussen grote steden en kleine dorpen. “Je kunt niet vanuit Den Haag bepalen hoe het veld eruitziet,” zei ze. “We kunnen wél inspireren en kaders stellen. Het ligt bij gemeenten en sportbonden om samen te werken aan lokaal sportbeleid.”
De staatssecretaris ziet daarin vooral een verbindende rol voor het Rijk: het bijeenbrengen van signalen en behoeften, en vervolgens richting geven. “Elke vier jaar komt er een nieuwe visie op het lokale gezondheids- en sportbeleid. Vanaf maart ontstaan nieuwe colleges, en juist dan moeten verenigingen met hun gemeente om tafel. Breng je wensen, ruimte en plannen voor subsidies tijdig in kaart.”
Regeldruk blijft volgens Tielen wel zinvol om te vereenvoudigen. “Laten we eerst alles op een rij zetten en kijken waar het makkelijker kan, vooral bij regels die het bestuur onnodig belasten.” Ze wil daarin, zoals ze zelf zei, “de komende tijd een duw de goede kant opgeven.”
De staatssecretaris heeft een advies: “De formerende partijen moeten voor aanvang van de onderhandelingen het belang van sport voor de volksgezondheid erkennen. En zorgen dat het niet aan het eind van de formatie nog bekeken worden.“
De komende tijd wil ze samen met gemeenten de ambities voor sport en bewegen verhogen. Tielen wees op de dalende participatie onder meisjes en het belang van bewegen in de wijk. “Sport hoort niet alleen in verenigingen thuis. Ook op veldjes en pleinen kunnen mensen elkaar ontmoeten en actief blijven. Sport gaat om lichamelijk, mentale en sociale gezondheid.”
Zelf kent ze het verenigingsleven van binnenuit als oud-bestuurder bij de scouting en vrijwilliger bij de honkbalvereniging. “Die ervaring helpt me de praktijk te begrijpen. Besturen is vrijwilligerswerk, maar ook een verantwoordelijkheid die plezier moet geven.”
De staatssecretaris besloot met een oproep: “Gebruik de RVVB. Deel signalen, deel zorgen. Alleen samen kunnen we sportbesturen sterker maken.”